
Toetsenbord
1
— Functietoets. Als u het cijfer of teken op de bovenkant
van een toets wilt invoeren, houdt u de bijbehorende toets
ingedrukt. Als u alleen de tekens op de bovenkant van de
toetsen wilt invoeren, drukt u snel twee keer achtereen op
de functietoets. Druk nogmaals op de functietoets om terug
te keren naar de normale modus.
2
— Symbooltoets. Met de symbooltoets kunt u tekens
invoeren die niet op het toetsenbord staan.
3
— Spatie
4
— Shift-toets. Druk op Shift om te wisselen tussen
hoofdletters en kleine letters en tussen
tekstinvoermethoden. Druk tweemaal snel achtereen op de
Shift-toets om alleen hoofdletters of kleine letters in te
voeren.
5
— Enter-toets. Druk op Enter om een regeleinde in te
voegen.
Tip: Druk op Shift om te wisselen tussen de traditionele
en de voorspellende tekstinvoermethode.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
16