Externe configuratie
Selecteer
Menu
>
Bed. paneel
>
Telefoon
>
App.beheer
.
Met Apparaatbeheer kunt u instellingen, gegevens en
software op uw apparaat extern beheren.
U kunt een verbinding met een server maken om
configuratie-instellingen voor uw apparaat te ontvangen. U
kunt ook serverprofielen en andere configuratie-instellingen
ontvangen van uw serviceproviders of de afdeling
informatiebeheer van uw bedrijf. Onder configuratie-
instellingen vallen bijvoorbeeld ook instellingen van de
verbinding die door andere toepassingen in het apparaat
worden gebruikt. De beschikbare opties kunnen verschillen.
De server start meestal de externe configuratieverbinding als
de instellingen van het apparaat moeten worden bijgewerkt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
141
Als u een nieuw serverprofiel wilt maken, selecteert u
Opties
>
Serverprofielen
>
Opties
>
Nieuw
serverprofiel
.
Deze instellingen kunt u van uw serviceprovider in een
configuratiebericht ontvangen. Zo niet, definieer dan het
volgende:
•
Servernaam
— Voer een naam voor de
configuratieserver in.
•
Server-ID
— Voer de unieke ID van de configuratieserver
in.
•
Serverwachtwoord
— Voer het wachtwoord in
waarmee uw apparaat door de server wordt herkend.
•
Sessiemodus
— Selecteer het verbindingstype van uw
voorkeur.
•
Toegangspunt
— Selecteer het toegangspunt dat u wilt
gebruiken voor de verbinding of maak een nieuw
toegangspunt. U kunt ook aangeven dat u wordt gevraagd
welk toegangspunt u wilt gebruiken telkens wanneer u
verbinding maakt. Deze instelling is alleen beschikbaar als
u
Internet
hebt geselecteerd als dragertype.
•
Hostadres
— Voer het webadres van de
configuratieserver in.
•
Poort
— Voer het poortnummer van de server in.
•
Gebruikersnaam
en
Wachtwoord
— Voer uw
gebruikers-ID en wachtwoord voor de configuratieserver
in.
•
Configuratie toestaan
— Selecteer
Ja
om de server een
configuratiesessie te laten initiëren.
•
Automatisch accepteren
— Selecteer
Ja
als u niet wilt
dat de server een bevestiging vraagt bij het initiëren van
een configuratiesessie.
•
Netwerkverificatie
— Geef aan of HTTP-verificatie moet
worden gebruikt.
•
Gebruikersnaam netwerk
en
Wachtwoord
netwerk
— Voer uw gebruikers-ID en wachtwoord voor
de HTTP-verificatie in. Deze instelling is alleen beschikbaar
als u
Netwerkverificatie
hebt geselecteerd.
Selecteer
Opties
>
Configuratie starten
als u verbinding
wilt maken met de server om de configuratie-instellingen
voor uw apparaat te ontvangen.
Als u het configuratielogboek van het geselecteerde profiel
wilt weergeven, selecteert u
Opties
>
Logboek bekijken
.
Als u de software van het apparaat wilt bijwerken via de
lucht, selecteert u
Opties
>
Controleren op updates
. Door
het bijwerken worden uw instellingen niet gewist. Als u het
updatepakket op het apparaat hebt ontvangen, volgt u de
aanwijzingen op het scherm. Het apparaat wordt opnieuw
gestart als de installatie is voltooid. Bij het downloaden van
software-updates worden mogelijk grote hoeveelheden
gegevens overgedragen (netwerkdienst). Zorg ervoor dat de
batterij van het apparaat voldoende capaciteit heeft of dat
de lader is aangesloten voordat u begint met bijwerken.
Waarschuwing: Tijdens het installeren van een
software-update kunt u het apparaat niet gebruiken, zelfs
niet om een alarmnummer te bellen, totdat de installatie
voltooid is en het apparaat opnieuw is ingeschakeld. Zorg
ervoor dat u een back-up maakt van de gegevens voordat u
de installatie van een update aanvaardt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
142