WEP-sleutelinstellingen
In een ad-hocnetwerk moet op alle apparaten dezelfde WEP-
sleutel worden gebruikt.
© 2010 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
160
Selecteer
WLAN-beveiligingsinstell.
>
Instellingen WEP-
sleutel
en maak een keuze uit de volgende opties:
•
WEP-codering
— Stel de gewenste lengte van de WEP-
sleutel in.
•
Indeling WEP-sleutel
— Stel in of u de WEP-
sleutelgegevens wilt invoeren in de indeling
ASCII
of
Hexadecimaal
.
•
WEP-sleutel
— Voer de WEP-sleutelgegevens in.
802.1x-
beveiligingsinstellingen
Selecteer
802.1x
als de WLAN-beveiligingsmodus.l
802.1x
verifieert en autoriseert apparaten voor toegang tot
een draadloos netwerk en voorkomt toegang als het
autorisatieproces mislukt.
Selecteer
WLAN-beveiligingsinstell.
en een van de
volgende opties:
•
WPA/WPA2
— Selecteer
EAP
(Extensible Authentication
Protocol) of
Vooraf ged. sleutel
(een geheime sleutel die
wordt gebruikt voor identificatie van het apparaat).
•
Instellingen EAP-plug-in
— Als u
WPA/WPA2
>
EAP
hebt geselecteerd, selecteert u welke EAP-plug-ins in uw
apparaat zijn gedefinieerd voor gebruik met het
toegangspunt.
•
Vooraf ged. sleutel
— Als u
WPA/WPA2
>
Vooraf ged.
sleutel
hebt geselecteerd, voert u de gedeelde
privésleutel in waarmee uw apparaat wordt
geïdentificeerd op het WLAN-netwerk waarmee u
verbinding maakt.